De stemtolk - de nieuwe 'doventolk'?

Dit artikel schreef ik samen met mijn collega Yvonne Jobse voor de Interpres, het blad van de NBTG. Het kwam uit in december 2020.
Leestijd: 7 minuten

Sinds het historische moment dat de eerste persconferentie met de start van de coronacrisis werd getolkt zijn er een stuk minder mensen in Nederland die ons beroep niet kennen. De media liepen ervan over en het was een veel besproken onderwerp. Wat dat ook met zich meebracht is dat de term ‘doventolk’ vaker langskwam en daaraan verbonden was dat dat vaker gecorrigeerd werd naar ‘tolk (Nederlandse) gebarentaal’. Hoewel hier ook wel iets op aan te merken is (want we tolken toch ook de andere kant op?), slijt de nieuwe term er steeds meer in en het begrip dat in ieder geval ‘doventolk’ een onjuiste term is - vanwege verschillende redenen - lijkt meer te beklijven, onder andere dankzij actieve Dove twitteraars (en het persbericht van de NBTG) die mensen hierop blijven wijzen.

Het onderwerp van dit artikel hangt in zekere zin wel wat samen met dat gebruik van het woord ‘doventolk’. Het is interessant dat wij, als beroepsgroep, het erover eens lijken te zijn dat het niet correct is om ons ‘doventolk’ te noemen en daar wijzen we onwetende (horende) mensen vaak en graag op. Naar de buitenwereld weten we hoe we willen communiceren over ons beroep, maar intern staan we niet altijd stil bij hoe we praten over ons vak en wat voor invloed het gebruik van dat jargon heeft op de beeldvorming over onze beroepsgroep. In het bijzonder gaat het hier dan om de term ‘stemtolken’. Om deze term eens onder de loep te nemen, gingen Luca en Yvonne met elkaar in gesprek.

Luca: “Terugdenkend aan mijn studietijd kan ik wel verklaren waarom ik ook deze term tot voor kort heb gebruikt. Van het begin af aan werd het zo aangeboden en ik had geen reden om de juistheid ervan in twijfel te trekken. In het derde jaar begonnen we met “stemtolklessen”, binnen het vak tolkvaardigheden. Er werd tijdens de opleiding wel aandacht besteed aan het tolken naar Nederlands tijdens deze specifieke lessen, maar een stuk minder dan aan het tolken naar NGT. Ik denk dat het daarom ook niet belangrijk leek te zijn om te onderzoeken of dit de goede term is. Het lijkt soms wel een ondergeschoven kindje, of juist de olifant in de kamer.”

Yvonne: “Ja, er wordt inderdaad voor zover ik dat nu kan inschatten relatief weinig aandacht aan besteed. Ik heb zelf ook een module stemtolken/stemtolklessen gehad op de opleiding. Een paar jaar geleden ben ik daar na het bijwonen van het efsli congres in 2015 (‘To say or not to say’) anders over gaan denken. Ik herinner me een uitspraak van één van de sprekers, die toen zei: ‘Zullen we afspreken dat we de term ‘voice-over/voicing niet meer zullen gebruiken? Het doet geen recht aan onze vaardigheden.’ In het verlengde daarvan ben ik daar in Nederland dus ook anders over gaan denken. Met zo’n term wordt het idee in stand gehouden dat ‘stemtolken’ een soort magische eigenschap is, die je hebt of niet hebt en waar je niet in hoeft te investeren. Wat natuurlijk niet zo is. Tegenwoordig wordt zelfs door instanties soms echt specifiek om ‘een stemtolk’ gevraagd. Dat is toch een beetje gek. Alsof het om iets anders of extra’s gaat dan ‘de standaard’: het tolken naar NGT.
Anna-Lena Nilsson (2016), die de keynote speaker was op dat congres geeft hier een interessante verklaring voor: het lijkt een geschiedenis te hebben, het gebruik van deze term, als tegenhanger voor het tolken van een gesproken taal naar een gebarentaal. Dit kwam vroeger minder voor toen de aanname was dat doven niet zoveel te melden hadden. Het tolken naar de gebarentaal was de norm, de default. En met die erfenis leven we nu nog.”

Luca: “Klopt, en dat maakt het dus niet makkelijker om ‘stemtolken’ te zien als gewoon een vaardigheid die je kan leren. Doordat het wordt weggezet als een soort magische eigenschap, krijg ik het gevoel alsof het iets is dat je zomaar kan of dat je nooit zal kunnen, terwijl we ook ooit hebben leren tolken naar NGT. De gedachte dat het iets is dat vanzelf gaat maakt aan de ene kant dat het afbreuk doet aan de skills die je ervoor nodig hebt (en waar je ook in investeert) en aan de andere kant bemoedigt het niet om eraan te werken.
Ondanks (of misschien wel dankzij) het feit dat er in de opleiding relatief weinig aandacht voor is, besteden wij als beroepsgroep juist veel aandacht aan ‘stemtolken’. Als er in een opdracht ‘gestemtolkt’ moet worden, dan roept dat vaak meer op dan die ‘norm,’ dat tolken naar NGT.
Dat is ook waarom ik het tegenwoordig met collega’s ook vaker hierover heb. Een tijd geleden zijn jij en ik dan ook aan de praat geraakt over waarom wij als beroepsgroep de term ‘stemtolken’ niet meer zouden moeten gebruiken en ben ik me van het een en ander bewust geworden. Dit woord wekt de indruk dat we enkel stem geven aan gebaren en verder niet zo veel. Deze stem maakt voor de horende partij duidelijk wat een Dove wil zeggen. Als ik het zo opschrijf, voelt het al niet als een gelijkwaardig gesprek. De tolk is ‘de stem van de Dove’: wat zegt dat over de Dove partij, terwijl we de horende partij wel degelijk tolken naar NGT?”

Yvonne: “Ja, inderdaad. Zo had ik het nog niet eens bekeken, maar het wekt inderdaad het beeld op, net als bij het Engelse ‘voice-over’, dat het naast een soort onzichtbaarheid ook een mechanisch en geautomatiseerd gebeuren is - wat tolken natuurlijk nou juist helemaal niet is.”

Luca: “Precies. In mijn ogen doet dat dus af aan de vaardigheid om naar het Nederlands te tolken; dat doe je op eerste plaats niet met je ‘stem’, net zomin als dat tolken naar NGT begint bij je handen. Ik wilde hier wel meer over weten, dus ik ben het internet gaan afstruinen op zoek naar artikelen die misschien meer licht hierop kunnen schijnen. Ik kwam uit bij Streetleverage, een Amerikaanse bron van artikelen met verschillende onderwerpen over tolken en gebarentaal. Een artikel1 dat ik tegenkwam haalde het - bij de collega’s van mijn generatie welbekende - boek aan van Napier (2010), waarin argumenten staan waarom de term ‘voicing’ (de Engelse term) onjuist is: het dekt de lading niet van wat we doen: wij geven een interpretatie en zijn geen voice-over van losse gebaren. De term laat ook de factoren achterwege die meespelen in de vertaling, zoals context, lichaamstaal, mimiek en cultuur. Een eyeopener was voor mij hoe de horende partij wordt beïnvloed door hoe wij praten over tolken: voor een leek zegt ‘stemtolken’ heel weinig, het is vakjargon. Het klinkt ook meer als een trucje dan een vaardigheid. Tolken van de ene taal naar de andere en vice versa klinkt een stuk logischer en is voor een leek ook makkelijker te begrijpen. Ik besefte dat we de horende partij hierin soms wel eens vergeten. We vergeten niet alleen hen, maar ook onszelf en wat het gebruik van jargon over ons vak zegt.”

Yvonne: “Is dat nou niet interessant? Dat wij, professionals die dagelijks bezig zijn met communicatie ons daar niet zo bewust van zijn?
Ik wil nog wel even terugkomen op de ‘stemtolklessen’. Ik vind het wel jammer dat er op de opleiding relatief weinig aandacht wordt besteed aan het tolken naar het Nederlands - tenminste in onze ervaring. Natuurlijk gaat er veel aandacht naar de taal die je als aankomend tolk juist nog moet leren, maar we hebben allemaal minimaal twee werktalen en beide moeten goed zijn.
Nu ben ik wel een purist, maar het Nederlands is een prachtige taal die zoveel leuke en oneindig veel mogelijkheden heeft met betrekking tot genres, stijlen en het uitdrukken van nuances die je als moedertaalspreker in principe tot je beschikking hebt, maar waar je je juist als moedertaalspreker niet van bewust bent. Dat moet je dan expliciet aangeleerd krijgen.”

Luca: “Zeker, dat we al een taal beheersen betekent niet dat we niet nog genoeg te ontdekken hebben daarin. Na de opleiding zijn er genoeg nascholingen om onze NGT-vaardigheden bij te schaven. Ik denk dat juist onze moedertaal dat ook kan gebruiken; die moet ook op peil gehouden worden. Er zou een meer gelijkwaardige verhouding moeten zijn in hoe we onze werktalen beschouwen. Soms vraag ik me af waarom we niet vaker een vergelijking maken met gesproken taaltolken, in hoe we over ons beroep praten. Mijn stiefmoeder is tolk Engels-Hongaars en benoemt dit ook altijd zo. Er ligt nooit nadruk op één van de twee talen. Zij is net als wij gewend om beide kanten op te tolken, omdat ze met een minderheidstaal werkt die relatief weinig wordt gesproken. Dat is wel anders dan bij gesproken taalcombinaties met veelgebruikte talen: sommige gesproken taaltolken werken soms van zeven vreemde talen naar hun moedertaal, maar dan ook echt alleen in die richting en zelden andersom. Het feit dat wij ook met een taal van een culturele minderheidsgroep werken en regelmatig naar beide talen tolken maakt dat de vergelijking wel te maken valt met gesproken taaltolken zoals mijn stiefmoeder.”

Yvonne: “Voor mij zou dan ook het logische gevolg hiervan zijn (zoals we ook in de inleiding al hebben aangestipt) dat we ons niet alleen tolk (Nederlandse) gebarentaal noemen, maar ‘tolk NGT-NL’. Of NL-NGT, afhankelijk van de voertaal in de setting. Een praktisch voordeel daarvan heb ik inmiddels al ontdekt: bij het invullen van je naam in online vergaderingen. Het is in ieder geval al een stuk korter dan ‘tolk (Nederlandse) gebarentaal.’ :-)”

Referentie:
Nilsson, A. L. (2016). ‘Interpreting from signed language into a spoken language: The skills and knowledge needed to succeed’. Keynote. In: Kalata-Zawłocka A. & van den Bogaerde. B. (Eds.) “To say or not to say - challenges of interpreting from sign language to spoken language”. Proceedings of the 23rd efsli Conference Warsaw, Poland, pp. 15 - 48. European forum of sign language interpreters.