Waarom moeilijk doen als het samen kan

Dit artikel schreef ik voor de Interpres, het blad van de NBTG. Het kwam uit in juli 2023.
Leestijd: 6 minuten

Toen ik drie jaar geleden voor het eerst schreef over het fenomeen teamtolken was mijn doel om tolken in teamverband positief te belichten. Mijn indruk was dat de drempel om te teamen hoog lag. Ik hoopte deze te verlagen door mijn ervaringen te delen. Teamtolken is daarna ook aan bod gekomen als onderwerp in de column van Maartje (Interpres juli 2021, ‘’Met z’n tweeën is leuker dan alleen’’). Zij stipt daarin op meerdere vlakken het belang en de meerwaarde van teamtolken aan, zowel voor de tolk als de tolkgebruiker. We kunnen teamopdrachten ook niet meer wegdenken. Opdrachten die een hele dag (en soms langer) beslaan, technisch jargon vereisen, of in een (cognitief) complexe situatie plaatsvinden (denk hierbij aan verschillende taalcombinaties, situaties waarbij er veel op het spel staat of emotioneel beladen interacties) hebben baat bij meer dan één tolk. Soms lijken er toch nog veel vraagtekens te worden gezet bij de mate waarin we beroep doen op teamtolken.

Ik bevond me eens in een situatie waar de discussie ontstond of het nodig was om gebruik te maken van twee tolken bij een opdracht van één klokuur. Wat ik een collega daarover hoorde zeggen was: ‘’Je zou je moeten schamen als je als tolk niet één uur alleen kan tolken’’. Deze zin zet aan het denken. Dat ‘’je je moet schamen’’ zou kunnen insinueren dat er bepaalde verwachtingen hangen aan het werk dat je levert die je niet waarmaakt. Dat ‘’je het niet alleen kan’’ zou een aanname kunnen zijn van onvoldoende kwaliteit op individueel niveau. Deze aannames leven onder ons. Waar komen ze vandaan? En wat voor invloed hebben ze op ons, als individuele professional, als beroepsgroep en op de verwachtingen die tolkgebruikers van ons hebben?

Tijdsduur als norm

Als we kijken naar de meest gebruikte reden om te teamen – zo ook in de bovenstaande uiting - is dat de tijdsduur van een opdracht. Bij een cursus of evenement van een hele dag wordt vrijwel direct gedacht aan twee tolken, terwijl bij een gesprek van één uur het uitgangspunt is dat er een tolk is. Waarom is tijdsduur de (ongeschreven) norm geworden? Enkel kijken naar hoe lang een opdracht is laat andere aspecten links liggen. Er kan van alles aan de hand zijn waardoor een tolk alleen niet in staat is om de opdracht optimaal uit te voeren: zoals tolken van en naar een derde taal (bijvoorbeeld het Engels), een pittig interactief gesprek, een vergadering met hoge informatiedichtheid (in combinatie met een hoog tempo) of veel geluidscues om te tolken naast het inhoudelijke. Je werkt naar je beste kunnen en meestal zal je het in je eentje ook redden. Ben je dan nog in staat om te denken aan jezelf en te luisteren naar je eigen lichaam? Je energiehuishouding wordt ook beïnvloed door andere factoren dan tijd. Naast inhoudelijke demands kun je energie verliezen door slechte akoestiek, rumoer of andere storende omgevingsprikkels. Als alle touwtjes die je in handen moet houden je mentale capaciteit opslokken, ga je mogelijk onbewust over je grenzen heen. Een uur alleen tolken is dan wel gelukt – maar met de kanttekening dat je misschien de rest van de dag niks meer kan doen. Als je dat vergelijkt met de opdracht delen met een collega en de rest van de dag kunnen werken, wat is dan per saldo beter?

Hier en daar zijn er geluiden dat teamtolken te pas en te onpas wordt toegepast. De noodzaak ervan wordt meestal betwist als de opdrachtduur relatief kort is. Daarnaast leven er ook vragen rondom het tolkentekort en/of veelvuldig teamtolken dat niet extra bemoeilijkt. Absoluut gezien worden minder opdrachten getolkt als er op een plek twee tolken zijn. Aan de andere kant vraag ik me af of meer solo werken in plaats van in teamverband de oplossing voor het tekort is. Zoveel mogelijk spreiding zorgt niet per se voor een win-win situatie, als dat ten koste gaat van kwaliteit op plekken waar meer menskracht nodig is.

Kwaliteit versus kwantiteit

Er zijn objectieve punten waarop je kwaliteit kan meten, maar doorgaans is er geen kant en klare definitie voor wat kwaliteit is. De balans tussen kwaliteit (de juiste tolk(en) op de juiste plek) en kwantiteit (op zoveel mogelijk opdrachten een tolk) lijkt nu een zero sum game te zijn. Een van de twee gaat ten koste van de ander en het lijkt niet samen te kunnen gaan. In de ideale situatie wil je dat aan beide kanten van het spectrum niks verloren gaat. Waar vroeger werd gezegd ‘liever een tolk dan geen tolk’ hoor je tegenwoordig vaker ‘liever géén tolk dan een slechte tolk’. Kwaliteit als prioriteit is een belangrijk streven. Tegelijkertijd is de invulling en definitie van kwaliteit per situatie mogelijk verschillend en dat maakt dat je in principe per situatie wil afwegen hoe je het invult. ‘Meer is beter’ gaat in deze kwestie niet altijd op en betekent ook niet automatisch dat kwaliteit wordt geborgd. Je kan bijvoorbeeld met z'n tweeën op een opdracht zitten waar je je allebei niet comfortabel voelt en zodoende niet het gewenste niveau kan leveren samen. Een ander voorbeeld is de keuze van een tolkgebruiker om een vergadering te laten doorgaan met één tolk (ondanks dat twee tolken een vereiste was), in plaats van de vergadering af te zeggen. Uiteindelijk komt het neer op wat er prioriteit krijgt bij de verdeling van tolken over de hoeveelheid opdrachten. En die keuze maken is niet altijd simpel: het hangt van de situatie en de personen af wat op dat moment zwaarder weegt.

Uiteraard kan de keuze om wel of niet te teamen aan beide kanten van de balans eens verkeerd uitpakken. Een opdracht waarbij de klant aangeeft dat er voldoende pauzes zijn tijdens een dag(deel) kan achteraf inhoudelijk toch te pittig blijken voor één tolk. Andersom zit je soms op een opdracht met z’n tweeën voor je uit te staren, omdat er veel zelfstandig wordt gewerkt. Er zou op dat moment ruimte moeten zijn om de keuze aan te passen: een van de tolken kan naar huis, of beter nog, wellicht kijken of er (in de buurt) een andere opdracht is waar nog een tolk nodig is.

Als het samen kan

Tegenwoordig krijgt teamtolken meer aandacht tijdens de opleiding. Onze pas afgestudeerde collega’s denken bij een aanvraag mogelijk sneller aan teamen dan collega’s die al langer werkzaam zijn. Als je gewend bent om alleen te werken is dat logisch, omdat de optie voor (betaald) samenwerken lange tijd niet bestond. Begrijpelijk dat dan het uitgangspunt is dat je de opdracht alleen moet kunnen volbrengen. De vraag is ook niet of we een opdracht alleen ‘kunnen’ doen, maar juist of teamtolken van toegevoegde waarde kan zijn, op basis van andere criteria dan de tijdsduur. Door tijdsduur als enige beslissende aspect te nemen om wel of niet te teamen slaan we de plank namelijk mis.

We hebben allemaal onze eigen kwaliteiten en sluiten onze opdrachten doorgaans daarop aan. Als we onszelf uitdagen gebruiken we onze energie anders dan als we een opdracht doen waarin we reeds geïnvesteerd hebben. Een opdracht die voor de een weinig energie kost kan bij de ander de batterij in een mum van tijd leegtrekken. We zijn niet de baas over onze lichamelijke behoeften en kunnen die niet naar onze hand zetten. Als je lijf moe is en je geen energie hebt, moet je daar wat mee. Je hebt wel de controle om te vragen om pauze, of je collega te vragen om een deel van het werk op zich te nemen. Wat we kunnen doen is inschatten onder welke voorwaarden we goed kunnen werken en dat verschilt per persoon. We maken onze eigen keuzes op basis van die voorwaarden. Hoe zou het zijn als al deze aspecten ook mogen meewegen in de beslissing voor de bezetting van een opdracht?

Teamtolken is geen optelsom, waarbij twee tolken de helft doen van wat een tolk ook kan. Het is een vermenigvuldiging: samen weet je iets met meer gemak, plezier en kwaliteit te volbrengen. Het is geweldig dat we tegenwoordig niet meer een hele verantwoording hoeven af te leggen om een opdracht met z’n tweeën te doen (of zelfs met een groter team!). De volgende stap in mijn ogen is dat we kunnen kijken naar hoe we teamtolken samen het beste kunnen vormgeven, zodat iedereen naar eigen capaciteit het beste werk kan leveren. Voor de tolkgebruiker, voor elkaar en voor onszelf. Waarom moeilijk doen, als het samen kan?